Telescoopkijker of zgn Hollandse kijker
Omstreeks 1608 heeft Johannes Lippershey uit Middelburg het principe ontdekt, dat je met in lijn geplaatste, bol en hol geslepen glas, objecten kon vergroten.
Met deze kennis heeft Galileo Galilei verder geexperimenteerd en heeft de telescoop gemaakt. Omdat Nederlanders de eigenlijke ontdekkers waren, wordt de telescoopkijker ook wel “Hollandse” kijker genoemd
De resultaten waren echter beperkt door de kwaliteit van het glas, waarmee de lenzen gemaakt werden.
De instrumentmakers ontdekten, dat door het verlengen van de focus afstand, door de curve van het objectglas te verminderen, de afwijkingen minder groot werden.
Pas is de tweede helft van de achttiende eeuw ontdekte de engelse instrument maker Dollond een ander soort, zeer helder en zuiver glas, het kroon en flint glas. De lenzen hiermee gemaakt waren van een veel betere kwalitiet, waardoor de lengte van de kijker tot een veel handzamer formaat kon worden teruggebracht.
De eerste kijkers werden gemaakt van karton, later van hout. Pas later, toen men messing zo kon bewerken, dat men buizen kon maken, die in elkaar schoven, werden de kijkers van messing uitschuifbare delen gemaakt. Eerst met het vast te houden gedeelte van hout, meestal mahonie. Later werd dit gedeelte, om een betere grip te krijgen, ook van messing gemaakt, dat dan weer omspannen werd met leer,mahoniehout of soms rog- of haaiehuid.